28 januari 2008
De keuze van Annemie
27 januari 2008
Wislawa Szymborska (selectie Marleen)
Een verwant thema, vluchtelingen, komt aan bod in Enkele mensen (p 339). Het universele karakter, dat in het begin van het gedicht wordt opgeroepen met ‘in een of ander land’, wordt in heel het gedicht verder doorgetrokken (‘een of andere weg’, iemands weggrissen van iemands brood’, ‘dichtbij of verder weg’), soms tot in het absurde (‘een of ander alles’). Het woordenspel komt ook mooi tot uiting in de derde strofe: ‘elke dag leger,’, doelend op de kruiken en bundels, ‘elke dag zwaarder’, verwijzend naar de tocht zelf. Of helemaal op het einde: ‘en zal hij hen in een of ander leven laten’.
Lijst (p 347) haalt een aantal vragen aan over ‘belangrijke en minder belangrijke kwesties’. De toon van het hele gedicht blijft evenwichtig terwijl de soorten vragen en de manier waarop ze gesteld worden toch afwisseling brengen. Geen vreemde sprong aan het einde van het gedicht dus, iets wat me in vele andere gedichten van Szymborska toch wel wat stoorde.
Marleen
25 januari 2008
Enkele notities
24 januari 2008
Wislawa Szymborska
Een erg boeiend gedicht is ‘Vier uur ’s morgens’ blz. 39.
Typisch voor haar dichtkunst is dat zij erin slaagt om over iets heel gewoons (vier uur ’s morgens) een beschrijving te geven die dat moment veel meer kracht en cachet geeft, bepaalde facetten van dat moment doet oplichten en de lezer verwonderd doet kijken naar de wereld en zichzelf.
Opvallend is daarbij dat sommige woorden en echt concreet zijn (bv. het uur van zij op zij omdat de slaap niet (opnieuw) wil komen) en toch heel wat suggereren, respectievelijk vragen oproepen (bv. het uur geruimd voor het hanengekraai of het uur voor dertigjarigen). Die mix is erg typerend voor haar dichtwerk in allerlei variaties.
Een tweede is ‘Autotomie’ blz. 175 over de beide kanten die in ons en in de wereld aanwezig zijn, over de mens die en leeft in de wereld en zichzelf terugtrekt, die en lacht en huilt en beide tegelijkertijd kan doen. De vergelijking met de natuur en zoiets gewoons als een zeekomkommer relativeert de mens heel sterk en plaatst hem opnieuw in de natuurlijke orde van de dingen. Toch is hij ook speciaal, want anders dan bij de zeekomkommer omringt de afgrond ons. Dat idee komt ook voortdurend terug.
De taal is opnieuw ogenschijnlijk erg eenvoudig en direct to the point, maar opent tegelijkertijd allerlei perspectieven.
‘Het moment’ blz. 315 heeft een andere dimensie. Het is veel meer aanvaardend; het leven is er in alle momenten en de dichteres vraagt om meer aandacht voor het beleven van dat moment. Opnieuw is de natuur en de mens die daarmee verweven is, heel sterk aanwezig. Opnieuw vertrekt het gedicht van een eenvoudige waarneming die heel concreet (9 uur 30) omschreven wordt, maar het moment en de eenvoudige waarneming overstijgt.
Soms is in haar wereld alles harmonieus, maar vaak is er (een voorgeschiedenis van) vechten en wringen, van ontstaan en worstelen.
Soms is er echter ook puurheid en dan vallen woorden gewoon samen met de dingen.
Opnieuw is de taal en gewoon en openbarend, gaat het over het concrete van het moment en het individu, maar ook over altijd en de mensheid.
Rudi